Als de emigratiestress slechts hier en daar wordt onderbroken door een episode van proefschriftpaniek blijft er weinig tijd en puf over om fijne stukjes over muziek te schrijven. Terwijl de onderwerpen zich blijven aanbieden hoor. Ik noem een:
iets over de Young Marble Giants en hoe de zojuist verschenen reissue van hun enige album Colossal Youth mijn muziekbeleving nu al een paar weken van slag heeft geschopt. Hun postpunk is zo minimaal en uitgekleed dat alle andere muziek ineens heel overbodig oogt. Uitgekleed is hier trouwens een totaal verkeerd woord, want dat suggereert dat het dichtgetimmerde geluidsspectrum het uitgangspunt is, terwijl het hier juist andersom werkt. Je begint met een leeg vel papier en daar zet je een paar welgemikte strepen op - ritmebox, een gitaarlijntje, zang - en dan is het eigenlijk af. De marginale meerwaarde van eventuele aankleding en inkleuring weegt niet op tegen het verlies aan ruimte en spanning en gevoel.
iets over hoe Melody Day van Caribou bovenstaande constatering naar het rijk der fabelen verwijst. Over maximaal gesproken. Alsof-ie de Polyphonic Spree in een blender heeft gestopt.
iets over Vampire Weekend. In Amerikaanse weblogvriendelijke indiepopkringen is Afrika het nieuwe Oost-Europa. Waar Beirut vorig aan de slag ging met de melancholie en de blaasinstrumenten van de Balkan doet Vampire Weekend voorkomen alsof ze rechtstreeks uit Soweto komen. Of Nairobi. Of vier Brooklynse hipsters met een lichtelijk ongezonde obsessie voor Paul Simon's Graceland zijn. Naast de onvermijdelijke 'elastisch' (voor de bassen) en 'springerig' (voor de gitaren) zou Chevy Chase-achtig hier zeker zijn debuut maken als muzikaal bijvoegelijk naamwoord. Overigens moet ik bekennen dat de Afrikaanse invloeden er niet altijd zo dik bovenop liggen als in Cape Cod Kwassa Kwassa.
iets over Robyn en dat die momenteel op één staat in Engeland.
een door al zijn enthousiasme rammelende en incoherente ode aan Just A Song About Ping Pong van Operator Please.