12.7.08 - (0)


Dag één van Lounge on the Farm en de naam blijkt in ieder geval zeer toepasselijk. In de eerste plaats is het allemaal heel erg gemoedelijk. De zon werkt mee maar de opzet is sowieso kleinschalig en overzichtelijk. De capaciteit is iets van 4000 bezoekers, maar het lijkt het grootste deel van de dag een stuk rustiger. Je loopt in drie minuten van de ene naar de andere kant van het terrein. Langs de diverse lokale mom & pop-standjes die eten verkopen. Geen gedoe met muntjes. Geen sponsoren. (Geen patat). Er wordt Oranjeboom geschonken onder het motto quirkily continentaal (sic) (alhoewel de Engelse versie gebrouwen wordt in Luton). En de plaats van handeling is een echte heuze boerderij. Met traktoren enzo. Het hoofdpodium heet de Cow Shed en is in het dagelijks leven just that, een koeienschuur. Een uit de kluiten gewassen koeienschuur, maar toch. Het duurt even voordat ik een geschikt hek vind om m'n fiets tegen aan te parkeren. De paar mensen in gele hesjes die ik vraag waar de fietsenstalling is, kijken me aan of ze water zien branden (de Engelsen hebben hun mond vól over going green maar de voor de hand liggendste maatregel - gewoon met z'n allen eens wat vaker op de fiets stappen - komt niet in ze op). Micachu is afgelast en Tom Hingley verlaat, dus m'n plannen voor de middag liggen meteen in duigen. Ik spendeer de ineens vrijgekomen uren onder meer in de nieuwe bandjes tent waar ik bijvoorbeeld de Semifinalists een partij direct van een willekeurige John Hughes soundtrack weggelopen synthfunk (uit een doosje maar mét gierende live-gitaarsoli) zie presenteren terwijl de twee heren met geen mogelijkheid de jaren tachtig bewust kunnen hebben meegemaakt. Maar ik hang de meeste tijd in wat vandaag de Hiphop tent is. Wat hier gebeurt is eigenlijk veel interessanter dan het zoveelste gejaagd new wave-y klinkende indiebandje. Het is af en toe net alsof je in een nachtmerrie bent beland waarin je wordt achtervolgd door élk bandje op het London Calling festival dat je ooit vergeten bent wegens verregaande middelmatigheid. Het decor is ook een goede reden. Het podium van de danstent is aangekleed als een jaren zeventig huiskamer. De traaitafels staan op het dressoir. Er staat een bank waar de meegekomen homies, of de mensen van de volgende act, op kunnen zitten. Ik zie een handvol turntable tovenaars (onder meer de huidige nationale DMC kampioen) hun ding doen en JStar de beste plaat van de dag (Shep's ska-mash up van Standing In The Way Of Control) draaien. De gang van zaken in zo'n reggae/ska-set is trouwens heerlijk traditioneel. De DJ draait de vocale versie van een deuntje. Drukt af en toe op een knopt voor zo'n galmende toeter. En dan komt de instrumentale versie en mag de MC z'n kunstje vertonen. In de set van een jongeling als Toddla T komt de meneer met de microfoon er bijna niet meer tussen. Maar goed, hij heeft dan weer wel bassen die ze aan de overkant van het Kanaal waarschijnlijk hebben kunnen horen (niet eens zo'n gek idee overigens: de krijtrotsen bij Dover als immense boxen...). Tussen de vele dancehall-vocalen best wel wat herkenbare hits: M.I.A (minstens 2x), Basement Jaxx en Buff Nuff, de track die hij produceerde voor Roots Manuva zal ook wel langsgekomen zijn.

Uiteindelijk weet Tom Hingley de weg naar Canterbury toch nog te vinden. Het is maar de vraag of het de moeite waard is geweest. Hij was vroeger al niet het muzikale genie van de Inspiral Carpets en z'n set bestaat uit een paar harkerig op een akoestische gitaar gespeelde hits van toen (Dragging Me Down, This Is How It Feels) aangevuld met onder meer Janis Joplin's Mercedes Benz. Ernstig vergane glorie. Ook Eddie Argos heeft de reistijd richting Kent onderschat. Art Brut is later op de avond een van de headliners in de koeienschuur op het hoofdpodium maar aan het begin van de avond is daar eerst nog de formaliteit van een optreden van z'n ándere band, Glam Chops. Het klinkt en oogt als wat het is, een uit een slechte woordspeling voortgesproten zij-project. Op papier is het een glamrockband maar in de praktijk klinkt het precies als Art Brut maar dan met een saxofoon, schmink en felgekleurde jumpsuits. Maar het eerste anderhalve nummer dus zónder zanger. En met, door alle vertraging, slechts tijd voor een handvol nummers. Don't be glum, be glam! Om eerlijk te zijn heb ik het de rest van de avond ook grotendeels doorgebracht in de hiphop tent. Alhoewel DJ Format niet echt heel boeiend is. Hij zet een catchy funkplaat op op de ene draaitafel en gaat daar dan met een plaat op de ándere lekker doorheen krassen. Cadence Weapon is aardig. De Canadees is niet de meest indrukwekkende rapper maar z'n electronische beats zijn anders en verfrissend en z'n dj heeft zo'n Mexicaans worstelmasker op. Bovendien, laten we eerlijk zijn, staan koeienschuren over het algemeen niet bekend om hun schitterende akoestiek of dat het er zo gezellig is (dat het nog naar koei ruikt vind ik eigenlijk wel aandoenlijk). Ik probeer een paar nummers Lightspeed Champion maar daar komt bij mij weinig van aan. De Black Kids, later op de avond, knallen wel lekker. Buiten is het inmiddels donker, dat helpt zeker, maar de band zelf knispert en spettert gewoon ook van de persoonlijkheid. Zanger Reggie heeft nog steeds een overduidelijk Robert Smith-ding maar die twee dames voor de kijkers rechts op het podium geven het ook een soort van girlgroup-vibe mee. De cheerleader-koortjes in Look At Me (When I Rock Wichoo) zijn zó aanstekelijk. I'm Not Gonna Teach Your Boyfriend blijft natuurlijk de grootste hit en krijgt de kids tot aan het maaisveld aan het springen. Hierna is het wat mij betreft wel weer mooi geweest. M'n fiets staat gelukkig nog gewoon tegen het hek - sterker nog, hij heeft gezelschap gekregen! - en zo'n tien minuten onverlichte Engelse landweggetjes later ben ik thuis.


pining for the fjords
hringvegur
instagram
pop muzik
bandcamp
facebook
e-mail
rss

front
job de wit
polderlicht
gert verbeek
toekomst hervonden
i always have a song

blogger statistics